Opwekkingen in de Kerkgeschiedenis
Opwekking (Engels: revival) of (religieuze) opleving refereert binnen de christelijke context over het algemeen aan een periode van geestelijke vernieuwing binnen de kerk. Tekenen van een opwekking zijn de massale bekering van mensen tot het christelijk geloof en een moreel herstel in het gedrag en uitingen van de gelovige.
In het christendom wordt hieronder verstaan een buitengewoon werk van de Heilige Geest waardoor geestelijk ingeslapen gelovigen wakker worden, naamchristenen daadwerkelijk gaan geloven en niet-christenen tot geloof komen en bij de kerk komen. De nadruk ligt hier op het werk van de Geest (en niet het werk van mensen). Een opwekking begint vaak met een sterk zondebesef, het belijden van zonden, bekering, de gave van de zekerheid van het heil en levensheiliging. Doordat kerkleden zich bekeren worden kerken ook aantrekkelijker voor niet-christenen.
Een opwekking leidt ook tot wijdverbreide liefdadigheid en kan bij grote aantallen een grote invloed hebben op de maatschappij.
Binnen bepaalde christelijke groepen wordt een grote wereldwijde opwekking verwacht voor de wederkomst van Jezus Christus. Binnen met name de pinkstergroepering betekent een opwekking niet alleen kerkgroei, maar ook de komst van de buitengewone gaven van de Geest, tongentaal, gebedsgenezing en wonderen.
De Noord-Amerikaanse opwekkingsprediker Jonathan Edwards noemde vijf aspecten die typerend zijn voor een opwekking:
- de werking van Gods Geest is universeel,
- er worden grote aantallen mensen in korte tijd wedergeboren,
- Gods Geest werkt in korte tijd bij velen een geestelijke doorbraak,
- er is een grote geestelijke diepgang
- de opwekking breidt zich uit naar andere plaatsen.